Transciptie
Voor je aan de werken begint, kies je eerst een geschikte tuinkast, -berging of tuinhuis uit. Denk vooral goed na over de nodige bergruimte die je nodig hebt.
De locatie in de tuin, kies je uiteraard ook wel doordacht. Waar zet je je tuinhuis? Niet verder dan 30 meter afstand van je woning. En in principe 3 meter van de perceelsgrens. Behalve voor de tuin achteraan, daar volstaat 1 meter of tegen een bestaande scheidingsmuur. Qua hoogte is je tuinhuis beperkt tot 3,5 meter. Qua oppervlakte mag je een tuinhuis of bijgebouw plaatsen tot 40m², indien je op meer oppervlakte uitkomt, moet je een stedenbouwkundige vergunning aanvragen.
Aan het werk. Er is al wat voorbereiding gebeurd. De put is gegraven, en aangevuld met steenpuin van het type 0/40. Dat wil zeggen dat de grootste stukken van het granulaat 40 mm groot zijn, maar deels bevat het ook kleiner gebroken puin en stof. Het steenpuin vormt een dragende structuur waarop de betonplaat later komt te liggen.
Hier is gekozen voor een klein type tuinberging, maar bij een betonplaat die een grote constructie moet dragen, kies je best voor een vorstrand. Dat is een extra diepere sleuf rondom de plaat die mogelijke uitzettingsbewegingen van de ondergrond bij vriesweer vermijdt. Indien nodig, is het nu ook het moment om te kijken voor wachtbuizen om de aansluiting van elektriciteit of water te voorzien.
Onder de steenpuin, is het de gewoonte om er een antiworteldoek te leggen, om de migratie van het puin in de ondergrond te vermijden, maar eigenlijk gebruik je daar het best een geotextiel voor.
Tijd om de bekisting te maken. Eerste taak is het juist afmeten van de betonplaat. Die baseer je op het gekozen model van tuinhuis, en daarbij maak je de betonplaat enkele mm kleiner dan het oppervlak van het tuinhuis. Zo kan hij regenwater beter afwateren, en staat de onderkant van het hout nooit lang nat. De fabrikant vermeldt die gegevens. Hier is gekozen voor zware balken als bekisting, die gaan niet buigen onder het gewicht van het beton bij uitgieten. Nog enkel zaak om die op maat te maken, en te verbinden.
Van belang is dat de losse laag ingewerkte steenpuin, niet meer kan verzakken. Met een handaandammer of gemotoriseerde trilplaat kan je die laag extra steviger maken.
Voorzie de nodige balken, en waar nodig kort je de balken op maat af. Hou er rekening mee dat de binnenmaat, de ruimte tussen de balken hier, de buitenmaat of volledige oppervlakte van de betonplaat moet vormen. Tip: met een goede handzaag kan je de handgreep ook gebruiken om haaks af te tekenen. Verbind de balken snel met enkele schroeven, en plaats ze nu al even voor want straks kan je er moeilijker bij met je handen. Breng alles ter plaatse.
De plaat moet rechte hoeken hebben wil je er het tuinhuis perfect op kunnen monteren. Met een bouwhaak meet je dat het snelst na. Waar nodig, duw je de balken nog wat extra bij, zodat er geen speling op de hoeken zit.
Er is nog wat werk, maar ter voorbereiding van het gieten van het stortbeton, kan je al zelf een afreispaan maken. Met een reststuk afvoerbuis, heb je dat snel gemaakt. Kies een breedte uit dat aangenaam werkt voor jouw lengte, en zaag enkele stukken resthout op lengte. Eén lat steek je in de buis ter versteviging en om het andere hout aan vast te kunnen vijzen. Schroef daar een driehoeksconstructie aan vast, waarop je later een lange steel aan schroeft.
De stevige balken staan dan al klaar, je wil niet dat ze gaan verschuiven. Met enkele palen die je in de grond klopt, zet je alles vast. Zaag enkele stevige latten schuin af, zo klop je ze makkelijker in de grond. Met enkele tikken van een moker speel je dat wel voor elkaar. Verstevig in de eerste plaats de hoeken, er komt behoorlijk wat druk op te staan later. Heb je stukken waar je in steenpuin moet slaan, dan helpt een draadstang beter omdat ‘ie makkelijker doorheen het puin klieft tegenover het houten piket.
Bij het fixeren van de bekisting, kan je de balken altijd wel eens iets geduwd hebben. Controleer de overstaande hoeken nog eens. Zijn beide afstanden gelijk, dan zit je nog goed.
Je wil uiteraard niet dat de betonplaat onder water komt te staan later. Afhankelijk van de situatie ter plekke, zet je een hoogte uit. Hier meten we uit met een klassieke waterdarmpas. Gezien water altijd gelijk komt te staan in deze rubberen slang, onder het principe van communicerende vaten, kan je hiermee punten met elkaar vergelijken. Om makkelijk te tellen, neem je één vast punt, en ijk je vast op bijvoorbeeld anderhalve meter. Meet dan af hoe veel hoog of dieper de andere hoeken van de bekisting uitkomen.
Span daarna metseltouw uit, en meet af hoeveel speling je naar boven of naar beneden moet. Dan kan je de bekisting gelijk doen komen met het touw als referentie.
Zodra de bekisting overal gelijk staat in hoogte, kan je nu de dikte van de gewenste betonplaat aanduiden. In ons geval willen we een plaat van 15 cm dik. Om het wat duidelijker te maken, tape je de markeringen nog wat af.
Mocht er onder de bekisting nog wat gaten zitten, vul die dan zeker nog wat aan met wat extra aarde, zodat het stortbeton later niet kan uitlopen.
Dan komt er nog een bouwfolie op het steenpuin. Dat zorgt ervoor dat het water in het stortbeton niet kan wegtrekken, want dat is nodig voor de chemische uitharding van het beton. Leg er al wat stenen op, zodat het niet kan wegwaaien. En bouw verder op in rasterpatroon, daarop komt later nog een wapeningsnet.
De wapeningsnetten leg je op de stenen. De wapening verstevigt de betonplaat nog eens extra. Moet je op maat zagen? Gebruik dan een haakse slijper, maar draag de gepaste bescherming. Let wel op, de ijzers zijn erg scherp. Wees dus altijd voorzichtig. De ijzers verbind je snel aan elkaar met plastic kabelbinders.
Tijd om het beton te maken, en er is daar een handig ezelsbrugje voor. De grondstoffen verhouden zich in 1-2-3. Namelijk, 1 deel cement, 2 delen zand, 3 delen kiezels, en als laatste nog een half deel schoon water. Reken goed uit hoeveel je bespaart als je zelf beton wil aanmaken, niet alleen financieel maar ook qua tijd. Voor een betonplaat voor een tuinhuis is uiteraard makkelijker om de hoeveelheid stortbeton te laten afkomen van een betoncentrale.
Bij een hoeveelheid meer dan 1m³ loont het om kant-en-klaar stortbeton te laten afkomen. Je bent dan ook verzekerd dat de verhouding van de betonspecie perfect zal zijn. Zorg dat er genoeg werkvolk is opgetrommeld, en voorzie de nodige kruiwagens. Eventueel bescherm je de oprit tegen opspattend beton. Vergeet bij warm weer, ook geen vertrager erbij te bestellen, zodat het beton niet te snel uithardt. Dan is het een kwestie van een goed ritme te vinden tussen het aanvoeren van het beton en het verdelen in de bekisting. Met een oude, stevige hark lukt dat het vlotst. Verdeel egaal uit, en als het vak bijna is opgevuld, start je al eens met voorlopig af te reien. Dan kan je beter inschatten of er al voldoende beton ligt, of dat er nog een kleine beetje bij moet.
Met de eigen gemaakte afreilat, bekom je een goed resultaat om de loperige stortbeton te egaliseren. Tril daarbij ook goed aan. Zo duw je de luchtbellen uit de massa, die anders de betonplaat dreigt te verzwakken. Door het aantrillen komt er wat water op de betonplaat te staan. Dat kan je gebruiken om het aangeduide niveau op de bekisting waterpas mee uit te vlakken. Waar nodig vul je nog aan met een laatste beetje beton. Waar je begonnen bent met afreien in de ene richting, herhaal je dan nog eens in de andere richting. Zo krijg je een gladder en steviger resultaat.
Tevreden van het afreien, dek de plaat af met een zeil zodat het rustig kan uitharden, en vergeet niet al je materiaal schoon te maken.